Adorable young girl wearing glasses, reading a book indoors by a window. Captures innocence and focus.

Sensorische informatieverwerking: rust en focus in de zorg

Stel je voor: sensorische informatieverwerking volledig ingebed in de zorg

Afgelopen juli schoof ik aan bij de podcast ‘Maak veiligheid voelbaar’ van Annemiek Grijpma. Tijdens ons gesprek stelde Annemiek mij een droomvraag:

“Wat als morgen in alle zorginstellingen voor mensen met een verstandelijke beperking de kennis en theorie van sensorische informatieverwerking volledig is ingebed? Hoe zouden we dat merken?”

Mijn antwoord kwam direct: rust, concentratie en minder frustratie. In deze blog neem ik je mee in waarom juist dát als eerste bij mij opkwam.

Wat is sensorische informatieverwerking?

Sensorische informatieverwerking (SI) gaat over hoe ons brein prikkels uit de zintuigen verwerkt en filtert. Of het nu gaat om geluid, tast, beweging of signalen uit ons eigen lichaam – het brein beslist voortdurend welke prikkels belangrijk genoeg zijn om bewust te ervaren.

We kennen allemaal de vijf klassieke zintuigen, maar in de praktijk werken we met acht zintuigen: de bekende vijf plus evenwicht, proprioceptie (houding en spiergevoel) en interoceptie (prikkels uit ons lichaam, zoals honger, pijn of spanning). Elk van deze zintuigen kan afzonderlijk over- of ondergevoelig reageren.

Wanneer dit filterproces goed verloopt, ontstaat er een optimale staat van alertheid of arousal: een toestand waarin je kunt leren, contact maken en ontwikkelen. Maar als de filters niet goed werken, ontstaat er over- of onderprikkeling. En dat zie je terug in gedrag.

Gedrag als uitdrukking van prikkelverwerking

Gedrag is vaak niets anders dan een zichtbare regulatiestrategie.

  • Bij onderprikkeling oogt iemand sloom of juist voortdurend prikkelzoekend.
  • Bij overprikkeling kan iemand vermijdend gedrag laten zien, of juist snel boos of verdrietig worden.

Dit verschilt per zintuig én per moment. Daarom is het zo waardevol om een sensorisch profiel op te stellen: een persoonlijk overzicht van hoe iemand prikkels verwerkt, zodat begeleiding kan aansluiten met de juiste interventies.

Vier pijlers voor interventie

Om cliënten beter te ondersteunen, kijken we naar vier pijlers: de persoon, de omgeving, de materialen en de begeleiding.

De persoon:
Hierbij kijk je naar factoren die invloed hebben op prikkelverwerking: medicatie, neurologische aandoeningen, leefstijl (slaap, beweging, voeding), maar ook naar de vraag welke zelfregulatiestrategieën iemand kan aanleren. Denk aan ademhalingsoefeningen of het gebruik van een korte time-out.

De omgeving:
De omgeving kan prikkels versterken of juist dempen. Denk aan verlichting, akoestiek, kleuren, drukte in de ruimte en de plaats van iemand ten opzichte van prikkelbronnen. Een rustige plek aan tafel kan bijvoorbeeld een wereld van verschil maken.

De materialen:
Materialen kunnen twee verschillende functies hebben:

  • Bij onderprikkeling: hulpmiddelen die prikkels toevoegen, zoals een trampoline, schommel, wiebelkussen, of materialen die extra tactiele of proprioceptieve input geven. Ze helpen iemand alerter en meer betrokken te worden.
  • Bij overprikkeling: hulpmiddelen die prikkels filteren of dempen, zoals een verzwaringsdeken, drukvestje, zonnebril, pet met klep of een geluiddempende koptelefoon. Ze helpen iemand tot rust te komen en prikkels beter te reguleren.

De begeleiding:
De begeleider speelt een dubbele rol:

  • Eigen prikkels: begeleiders nemen hun eigen prikkels mee – denk aan stemvolume, spreektempo, geur of hun mate van rust of drukte. Bewustzijn hiervan is cruciaal.
  • Aanbod en dagprogramma: daarnaast bepalen begeleiders welke activiteiten plaatsvinden, in welk tempo en met welke variatie. Is het dagprogramma voorspelbaar en regulerend? Wordt er voldoende aangesloten bij de actuele sensorische behoefte van de cliënt? En kan de begeleider, wanneer nodig, co-regulatie bieden door zelf rust en nabijheid uit te stralen?

“Rust, concentratie en minder frustratie: dát zie je als een dagprogramma is afgestemd op iemands sensorische behoeften.”

 

Terug naar de droomvraag

Stel dat in alle zorginstellingen de kennis over sensorische informatieverwerking volledig ingebed is. Dat zou betekenen dat begeleiders en therapeuten gedrag herkennen als een signaal van prikkelverwerking, en direct weten hoe ze kunnen bijsturen. Dagprogramma’s zouden afgestemd zijn op persoonlijke sensorische behoeften.

Het resultaat?

  • Cliënten bevinden zich vaker in hun optimale arousalniveau: ze zijn leerbaar, geconcentreerd en open voor sociale interactie.
  • Er heerst meer rust en veiligheid in groepen.
  • Begeleiders ervaren meer werkplezier en er zijn minder één-op-één trajecten nodig.

Conclusie

Het klinkt misschien als een droom, maar de eerste stappen zijn in veel organisaties al gezet. Door sensorische informatieverwerking serieus te nemen, bouwen we aan meer rust en veiligheid voor cliënten én begeleiders.

En nu de vraag aan jou:
Hoe zou jouw werkdag eruitzien als iedereen in jouw organisatie deze kennis in de vingers had?

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven